Gerbrand: Avond nacht morgen

Hier zwijgt men stil. Deze prachtig vormgegeven heruitgave van acht verhalen is genieten, zet aan het denken. Lees vast een stukje  INKIJKEN? Bestellen gaat het makkelijkst via uw boekhandel of webshop.

 

Categorie:

Beschrijving

In Vlugschrift 4 schreef ik ter inleiding bij de herschreven versie van het verhaal ‘Sneeuw’: ‘Wat moet een schrijver doen die bij herlezing van zijn eigen boek vaststelt dat het niet goed is? Herschrijf de tekst en plak de nieuwe versie in een aantal exemplaren van het boek over de oude tekst heen. Dat heb ik gedaan met mijn verhalenbundel Avond nacht morgen (Meulenhoff 1974). Een verhaal, ‘Sneeuw’, waarmee ik niets wist te beginnen, heb ik pas later herschreven. De herziene tekst volgt hierna.’
Dat herschrijven en inplakken deed ik in 1981, zeven jaar na de verschijning van Avond nacht morgen. De techniek heeft sindsdien niet stilgestaan. Het is nu niet meer nodig om je boek met de ingeplakte nieuwe tekst naar vrienden en liefhebbers te sturen; je kan de herschreven versie gewoon via internet voor iedereen beschikbaar stellen.
Beschikbaar voor iedereen, maar in dit geval bedoeld voor iedereen die zich wil openstellen voor de gemoedsaandoeningen van de jonge hoofdpersoon in de verhalen. Gemoedsaandoeningen, koortsig, extatisch, tegenstrijdig, exuberant, die soms abrupt op elkaar volgen of zich een enkele keer zelfs tegelijkertijd aan hem voordoen. Met de gemoedstoestanden verandert voor hem de werkelijkheid, en de wisseling van zijn gemoedstoestanden ondergaat hij, zou je kunnen zeggen, als een tocht van werkelijkheid naar werkelijkheid.
Aan Laurens van Krevelen, jarenlang de bevlogen hoofdredacteur en directeur van uitgeverij Meulenhoff, heb ik het te danken dat deze verhalen werden uitgegeven en hun weg naar lezers hebben gevonden. Iets dat ik eerder wel in dromen voor me had gezien, een ‘literaire
pocket’ met op de bladzijden mijn eigen zinnen, kon ik in handen houden. Ik kon door de pocket bladeren en de zinnen lezen alsof ze niet door mij maar door een vreemde geschreven waren, en me zo alvast proberen voor te stellen hoe die zinnen het, prijsgegeven aan kritische ogen, zouden doen.
Ik was me ervan bewust dat mijn verhalen maar een klein lezerspubliek zouden kunnen aanspreken en verwachtte geen warm onthaal van de recensenten, maar enkele recensies vielen me toch rauw op het lijf.
Ab Visser werd ‘moe van dat zinloze getob en gespeur naar eigen zielsconflicten’, maar voegde er eerlijk aan toe dat hij makkelijk praten had, ‘oppervlakkige en welgemoede huppeldepup die ik ben.’ Gerrit Komrij sprak van een ‘gebedstrommel’: ‘Elke zin vat de hele bladzij
tezamen, die bladzij weer het verhaal, en één verhaal is de samenvatting van het boek. Het hele boek staat dus in telkens één zin […]’ Tom van Deel verweet mij een ‘overmaat aan verinnerlijking’: ‘Terborgh, bijvoorbeeld, beschrijft een innerlijke zoektocht aan de hand van
steeds andere uiterlijke gebeurtenissen. Daardoor wordt zijn werk nooit echt vervelend.’ Had ik dat maar gedaan, want nu blijft het gevoel ‘heer en meester, en dat levert erbarmelijke, redeloze taal op’. Recensies als deze mogen mijn verhalen niet in alle opzichten recht hebben gedaan, ze hebben op de iets langere termijn hun uitwerking niet op me gemist. Ik begreep in ieder geval al direct dat mijn verhalen voor het gros van de lezers (‘de nuchtere Hollander’) niet te pruimen waren. Ik had me onder het schrijven altijd al ‘de lezer’ voor ogen gesteld en getracht me in te denken hoe wat ik schreef op hem zou inwerken; in de tijd daarna hoorde ik al schrijvend in gedachten dikwijls ‘de nuchtere Hollander’ zuchten slaken en de draak steken met de ‘gevoelige’ zinnen die ik neerschreef.
Moet ik de critici c.q. ‘de nuchtere Hollander’ dankbaar zijn omdat ze me hebben aangespoord soberheid te betrachten en me niet te verliezen in een doolhof van gewaarwordingen en gevoelens? Soberheid had ik altijd al wel nagestreefd, alleen niet voldoende, zoals me bleek toen ik na een aantal jaren mijn boek weer durfde open te slaan en te herlezen. Tenminste vier verhalen bevielen me totaal niet meer: teveel woorden, zinnen, verklaringen. Het adagium ‘schrijven is schrappen’ indachtig zette ik me aan het herschrijven, schrapte woorden en zinnen en voegde op een enkele plaats eenvoudiger passages in. Aan een tweede druk viel niet te denken, daarom plakte ik de zo ontstane nieuwe versie van drie verhalen in de exemplaren van mijn boek die ik nog had en stuurde die naar een paar bibliotheken en enkele vrienden. Want de lezer moest weten dat ik intussen had begrepen hoe het wél moest.
Welke lezer? Voor wie schreef ik eigenlijk? In principe voor iedereen, dus voor niemand uitgezonderd en dat wilde zeggen ook voor de ‘welgemoede huppeldepup’ Ab Visser, de vrolijke spotter Komrij of de wat brave literatuurvorser Van Deel. Om hen te bereiken, althans niet uit te sluiten, zonder mezelf te verloochenen had ik een lange weg te gaan. Schrijven is naast een kunst een vak en ik zou dat vak pas geleidelijk, in de loop van vele jaren beter onder de knie krijgen. Ik heb in die jaren, zo tussen 1980 en 1990, vaak teruggedacht aan de voorlaatste zin van Harry Mulisch’ inleiding (‘Methode’) tot zijn Zelfportret met tulband, opgenomen in Voer voor psychologen: ‘En ook zal ik het systeem loslaten wanneer dat nodig is om verder te werken, ik zal variëren, differentiëren, invoegen, uitbouwen, verruwen, zand, cement, jute, grint gebruiken, al naar het mij uitkomt.’

Let op: in het najaar van 2019 is een interview met Gerbrand Muller uitgezonden op SALTO TV Amsterdam. Te zien op hun website op de pagina <On demand>

Beoordelingen

Er zijn nog geen beoordelingen.

Wees de eerste om “Gerbrand: Avond nacht morgen” te beoordelen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *