Gerbrand Muller

Mullers boeken (van zijn uitgeverij De Sneeuwstorm) bestelt u per e-mail: boekcoop@gmail.com. U krijgt een betaalverzoek en het boek wordt verzonden door de printer.

Dit is wat Gerbrand over zichzelf schrijft. Hij bekijkt zichzelf van een afstandje. Wie is die Gerbrand Muller?

Agnost. Het bestaan is een raadsel. Het eigenlijk onderwerp van de literatuur is voor hem het leven, raadselachtig en wonderbaarlijk, zo bitter als het soms mag zijn.
Gerbrand Muller werd in 1939 te Leiden geboren. Studeerde geschiedenis in Leiden. Publiceerde in de nog legendarisch te worden literaire tijdschriften Kaf t (met spatie tussen de f en de t om aan te duiden dat de inhoud van het blaadje het van het koren gescheiden kaf was). Kentering en ptl. Werkte 34 jaar als stafmedewerker bij de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen te Amsterdam, eerst op het terrein van de sociale wetenschappen, later op dat van de geesteswetenschappen. Schreef en publiceerde verhalen en novellen (zie literatuurlijst). Daarnaast publiceerde Parjadok zijn reisaantekeningen gemaakt tijdens reizen in Indonesië, Rusland en Oekraïne. Geliefde tijdspasseringen: schrijven, lezen, de Russische taal, vioolspelen en reizen.

In het mooie korte opstel dat de Neerlandicus en literatuurhistoricus Wim Gerritsen over Gerbrand Muller schreef ter gelegenheid van diens afscheid als stafmedewerker van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen noemde hij Gerbrand ‘een kleine meester’.
Gerbrand heeft wat uit zijn pen vloeide overigens lang in portefeuille gehouden: vóór zijn pensionering publiceerde hij bij Meulenhoff slechts een verhalenbundel (Avond nacht morgen, Meulenhoff 1972) en een novelle (Evenwichtlopen, Meulenhoff 1992). Pas na zijn afscheid bij de KNAW (in 2001) lijkt zijn schrijfarbeid goed op gang te zijn gekomen, want hij publiceerde in de volgende periode bij zijn eigen uitgeverij De Sneeuwstorm drie verhalenbundels, een novelle, twee romans en een toneelstuk en hij schijnt nog meer werk in portefeuille te hebben. ‘Haast is de vijand van de literatuur’ zegt Gerbrand de door hem bewonderde schrijver Frits Hotz na. Zijn geduld om aan zijn verhalen te schaven raakt nooit op.

  • Publicaties van Gerbrand Muller  
  • Essay over Jean Stafford, Amsterdam 1968 (nieuwe ptl reeks 4)
  • Cadiz-Madrid, novelle, Amsterdam 1969 (nieuwe ptl reeks 6)
  • Avond nacht morgen, verhalen, Amsterdam 1974 (Meulenhoff), tweede herziene uitgave 2016 (De Sneeuwstorm)
  • Evenwichtlopen, novelle, Amsterdam 1992 (Meulenhoff), in 2019 heruitgegeven samen met Wagens beladen met hooi (De Sneeuwstorm)
  • Portret van een onbekende, reisaantekeningen, Amsterdam 1997 (Parjadok)
  • Bekend, vertrouwd en vreemd, reisaantekeningen, Amsterdam 1999 (Parjadok)
  • Het land van mijn moeder, reisaantekeningen, Amsterdam 2001 (Parjadok)
  • Wagens beladen met hooi, novelle, gevolgd door een gesprek met de auteur door Wim Gerritsen, Amsterdam 2003 (De Sneeuwstorm), in 2019 heruitgegeven samen met Evenwichtlopen  (De Sneeuwstorm)
  • De verleidelijke pen, verhalen, november 2005 (De Sneeuwstorm), heruitgave 2018 (De Sneeuwstorm)
  • De uitverkoren wereld, roman, Amsterdam 2013 (De Sneeuwstorm), heruitgave 2019 (De Sneeuwstorm)
  • Vlugschrift 1 t/m 7, Amsterdam 2006 -2011 (De Sneeuwstorm)
  • Niet praten, verhalen, Amsterdam 2015 (De Sneeuwstorm)
  • De kwaaie goede man, roman, Amsterdam 2020 (De Sneeuwstorm)
  • De ware tijd van een brievenbesteller, toneelstuk, 2020 (De Sneeuwstorm)
  • Oom Adriaan, Vogeltje-hertje waar ben je en andere verhalen, 2022 (De Sneeuwstorm)
  • In het geknisper van de bevroren takken en andere verhalen, 2023 (De Sneeuwstorm)  

Avond nacht morgen, verhalen, Meulenhoff Amsterdam 1972, herziene uitgave De Sneeuwstorm 2017
De eerste vijf verhalen beschrijven stemmingen waarin de ik-figuur, een jongeman, achtereenvolgens verkeert en die hem door hun snelle opeenvolging soms in verwarring brengen. In het eerste verhaal, ‘Cadiz-Madrid’, worden de stemmingen opgeroepen terwijl hij ronddwaalt door Cadiz en Madrid, waarbij hem episoden uit zijn jeugd scherp voor ogen komen en hij gelooft eindelijk iets meer van zichzelf te begrijpen. Eenmaal in Madrid verwerpt hij echter de conclusies waartoe hij in Cádiz was gekomen. Niets is zeker.

Even wisselend als in ‘Cadiz-Madrid’ zijn de stemmingen waarin de jongeman in de volgende vier verhalen achtereenvolgens verkeert, waarbij hij dikwijls zelf niet goed begrijpt wat hem overkomt.
In het verhaal ‘Nachtelijk’: ‘Ik luister intens naar het geruis van de bomen. Zo eindeloos gevarieerd zijn de geluiden van de bladeren dat het me tenslotte in verbazing brengt. Ik heb het gevoel alsof ik naar een onbekende, wonderlijke taal luister. Ik beweeg me niet. Ik voel verwondering, maar ik probeer niets te begrijpen of te verklaren. Ik voel: er bestaat een eenheid, een harmonie tussen alles wat ik beleef, de verbittering die ik soms voel, de woede, het geluk, het verlangen, de ontroering.’
Of in het verhaal ‘Sneeuw’: ‘Ik ben op een gracht gekomen. De casco’s van de woonboten en de stammen van de bomen zijn zwart, verder is alles wit. Ik blijf staan. Ik breid mijn armen uit en sla ze kruislings om mijn romp. Ik herhaal die handeling een groot aantal keren, totdat mijn handen en vingers beginnen te tintelen. Kolenboer, kolenboer; je moest niet meer kunnen denken. Maar alles is gedacht, wat je ziet bestaat alleen in je hoofd. Dus alles is verzinsel, niets bestaat. Nou niet weer beginnen. Er is zoiets als ‘werkelijkheid’. Deze gracht bestaat. Dat het sneeuwt, dat is werkelijk zo, in godsnaam!’
De laatste drie verhalen beschrijven jeugdbelevenissen. Het laatste verhaal, ‘Gras’, het eerste dat Gerbrand Muller schreef, speelt zich af in de weken vlak na de bevrijding.

Laurens van Krevelen schreef ter gelegenheid van de heruitgave van Avond nacht morgen in 2017:
‘De ongewone verhalen van Gerbrand Muller vragen om sensitieve lezers, die de trage opeenvolging van veranderende beelden en onbestemde impressies herkennen als poëtische verbeeldingen. Het gaat hier niet om epische of dramatische psychologische vertellingen, met de alledaagse werkelijkheid als decor. Er is ook geen sprake van eenheid van plaats, tijd en handeling, er is geen pointe in de verhaallijn: dergelijke conventionele zekerheden zijn volkomen afwezig. Er is wel een rijke, onvoorspelbare stroom van gewaarwordingen, die steeds verspringen van accent, zoals in muziek gebruikelijk is, maar weinig in literaire teksten wordt toegepast, behalve dan in poëzie.’

Evenwichtlopen, novelle, Meulenhoff Amsterdam 1992, heruitgave De Sneeuwstorm Amsterdam 2019 (samen met Wagens beladen met hooi)
De ervaringen die Gerbrand Muller beschrijft, overkomen de verteller in een periode van zijn leven waarin hij, nog ongevormd, vatbaar is voor indrukken op een manier zoals hij dat later nooit meer zal zijn. Zo blijkt – om uit de memoires van Alexander Herzen te citeren – ‘dat dit “kleutergedoe” plus nog twee-drie jaren uit de puberteit het volste, mooiste, meest eigen deel van het leven uitmaakt, daarbij misschien zelfs het belangrijkste: ongemerkt bepaalt die tijd immers onze hele verdere toekomst.’ De hoofdpersoon in Evenwichtlopen zal zijn jeugdervaringen voor de rest van zijn leven met zich dragen.

Uit de recensie van Ton Bogaards, in Dagbladpers, november 1992:
‘Waarom is Evenwichtlopen van Gerbrand Muller zo’n heel bijzondere en vooral buitengewoon mooie novelle? Het boekje is nog geen honderd bladzijden dik, het kent geen literaire lagen en listen, er is niets aan uit te leggen of te interpreteren en ook naar de vorm is het zo eenvoudig en direct als maar mogelijk is. (…) De novelle is bijzonder om de gevoeligheid en intelligentie van de hoofdfiguur ervan en in onmiddellijke samenhang daarmee: om de taal waarin hij vertelt.’

Wagens beladen met hooi, novelle, De Sneeuwstorm Amsterdam 2003, heruitgave De Sneeuwstorm 2019 (samen met Evenwichtlopen)
Wagens beladen met hooi kan gelezen worden als een vervolg op Evenwichtlopen. De hoofdpersoon van deze novelle wordt tijdens het eerste jaar van zijn studie heen en weer geslingerd tussen allerlei nieuwe en verwarrende indrukken en ervaringen. Ook deze ervaringen zullen bepalend zijn voor zijn verdere ontwikkeling en daarmee voor zijn toekomst.

Wim Gerritsen schreef over Wagens beladen met hooi:
‘Overigens […] ben jij er niet alleen op uit om de werkelijkheid als raadselachtig voor te stellen. Er is ook iets als de alledaagse werkelijkheid die in een verhaal wordt geëvoceerd. Wat mij in jouw werk altijd weer treft, is je vermogen om in een paar ogenschijnlijk simpele zinnetjes een sfeer op te roepen. […] Op de achtergrond van Wagens beladen met hooi is de stad Leiden van de jaren zestig van de vorige eeuw te herkennen. Al heb ikzelf wat eerder gestudeerd, en in Utrecht, er is veel in je beschrijving dat herinneringen in mij wakker roept. Niet alleen aan de wijze waarop studenten toen met elkaar omgingen (zo totaal anders dan nu), maar ook aan wat ik nu maar ‘het levensgevoel’ van die jaren zal noemen.’
(Uit Wim Gerritsen, Achter de hooiwagens, een gesprek met de auteur in Wagens beladen met hooi.)

De verleidelijke pen en andere verhalen, De Sneeuwstorm Amsterdam 2005, heruitgave De Sneeuwstorm 2018
‘Dat is wat ik, pen, doe: de mensen verleiden,’ zegt de verleidelijke pen in het tweede verhaal in deze bundel. ‘Verleiden om mij te volgen, waarheen ik ook ga, naar welke vreemde, verre en woeste oorden mijn tocht ook leidt…’ Aan u, lezer, om zich al of niet door de in dit boek gebundelde verhalen te laten verleiden. Of u nu tijd heeft of niet, laat uw ogen op de eerste regels rusten, dan zullen deze u vanzelf naar de volgende voeren, en deze naar de daarop volgende. Bent u zo ver gekomen, dan speelt tijd al geen rol meer…’

Leest u het begin van dit verhaal maar eens:
Herman Vrolijk vocht op zijn werk ’s middags na de lunch vaak tegen de slaap. Meestal lukte het hem zijn ogen open te houden, maar deze middag was hij zittend voor zijn computer in slaap gesukkeld. Toen hij zijn ogen weer opendeed lag er naast het toetsenbord van zijn computer een blauwe pen. Hij keek beschaamd naar de deur, want hij dacht dat er iemand terwijl hij sliep zijn kamer was binnengekomen en de pen daar had neergelegd.
‘Wees niet bang, niemand heeft je zien zitten slapen,’ zei de pen.
‘Mooi, valt alweer mee,’ zei Herman. Hij wreef zich in de ogen, want hij dacht dat hij nog half droomde.
‘Even een uiltje knappen kan trouwens absoluut geen kwaad,’ zei de pen.
‘In de baas z’n tijd,’ zei Herman lachend, ‘niet helemaal in de haak hè?’
Hij bekeek de pen aandachtig, want hij wist nu zeker dat hij nog niet helemaal wakker was, en hij wilde zich goed inprenten hoe de pen eruit zag voordat hij helemaal ontwaakte en de pen in de lucht zou zijn opgelost. Het was een gewone balpen, iets sierlijker dan de meeste pennen door haar kleur en slanke vorm en dankzij het glanzende gouden ringetje dat om haar middel zat. Hij strekte zijn hand uit naar de pen – op het moment dat hij haar aanraakte zou hij volledig wakker worden.
‘Wacht voordat je mij pakt,’ zei de pen. ‘Voordat je met me begint te schrijven moet ik je een paar dingen zeggen.’
‘Toe dan maar. Ik ben benieuwd. Al kan ik me niet voorstellen dat jij me iets zou kunnen vertellen wat ik nog niet weet, want jij en alles wat je zegt zijn maar producten van de dromen producerende delen van mijn hersens.’
‘Wat ik je ga zeggen zouden de dromen producerende delen van jouw hersens niet kunnen verzinnen.’
‘Waaruit zou volgen dat ik niet meer droom. En als ik niet droom, hoe ben jij hier dan gekomen?’
‘Vraag niet zoveel, luister liever naar wat ik je ga zeggen. Ik ben niet zo maar een pen, wees daarom voorzichtig met me! Misschien zou het eigenlijk beter voor je zijn om geen gebruik van mij te maken, want ik ben geen willoos werktuig in iemands vingers, ik ga mijn eigen weg.’
Koop het boek als u verder wilt lezen!

De uitverkoren wereld, roman, Amsterdam 2013, De Sneeuwstorm, ongewijzigde heruitgave 2018, De Sneeuwstorm
Ter begeleiding van dit boek schreef de auteur:

De tijd staat niet stil. ‘Het geestelijk lijden van onze tijd’ dat Huizinga in zijn In de schaduwen van morgen en Geschonden wereld beschreef, heeft ruim een halve eeuw later nog scherpere vormen aangenomen. Gewend als we zijn geraakt aan de door Huizinga beschreven tendensen – de zucht naar oppervlakkig genot, de schending van morele normen onder meer veroorzaakt door de zucht naar gewin, de neiging van de mensen de wereld als hun speelgoed te gebruiken, ‘het primaat van leven boven begrijpen’, de verloochening van absolute ethische normen, om er maar enkele te noemen – merken we ze nauwelijks meer op, en de welsprekende stem van de dichter die ernaar verwijst gaat verloren als die van een roepende in een woestijn.

De toekomst valt niet te voorspellen – de loop van de geschiedenis wordt bepaald door ontelbare uiteenlopende factoren – maar dat hoeft ons er niet van te weerhouden te trachten ons voor te stellen hoe de wereld eruit zou zien als de tendensen die Huizinga verontrustten uiteindelijk volledig de boventoon zouden gaan voeren. De uitverkoren wereld kan daarbij behulpzaam zijn. In deze kleine roman wordt een barbaarse samenleving geschetst die zou kunnen ontstaan als dergelijke tendensen de overhand zouden krijgen.
Hoe de menselijke samenleving zo heeft kunnen veranderen wordt in het boek niet verteld – Mark, de hoofdpersoon (aan achternamen schijnt men in deze nieuwe wereld niet meer te doen), is althans vanaf de eerste bladzijde het spoor bijster en houdt al gauw op te achterhalen hoe de veranderingen rondom hem zich hebben kunnen voltrekken: ‘Wat zat hij hier? Hoe was hij hier verzeild geraakt, wat was er met hem gebeurd? Er was niets met hem gebeurd. Nee… hij was nog wie hij was: niet hij, maar de wereld was veranderd. Hij had al gauw niets meer van die verandering begrepen en daarom was hij opgehouden erover na te denken. Zijn verstand had erbij stilgestaan en hij had het allemaal maar over zich heen laten komen. De verandering, de verwording… Verwording, zo mocht hij de gedaanteverwisseling die de wereld had ondergaan wel noemen.’
Mark slaagt erin te overleven. Welgemoed aanvaardt hij de ongemakken die het bestaan in de verworden wereld met zich meebrengt, trotseert hij de gevaren, leert zich te verdedigen, zich te onderwerpen en te gehoorzamen waar dat moet. Hij doet het onvermijdelijke: hij past zich aan. Aan het slot van de vertelling, die iets weg heeft van de beschrijving van een lange reis door een barre onderwereld, ontsnapt hij toch weer naar de ‘gewone’ wereld. Hij ontsnapt, maar niet geheel ongeschonden. Zich conformeren aan de verworden wereld eist zijn tol.

Over De uitverkoren wereld :
‘Deze heel merkwaardige fantastische vertelling is een tour de force van elkaar voortdurend afwisselende scènes en genres. Soms lijkt de opgewonden sfeer van de vertelling wel wat op een hartstochtelijke Russische roman, maar de hoofdpersoon probeert sereen te blijven. En het verhaal: is dat alleen maar een droom geweest van de hoofdpersoon, of is het een allegorische zwerftocht, een soort Odyssee langs de bouwputten, de morsige bedrijfshallen, de rosse buurten, het nachtleven, de koopgoten, en de onderwereld van een allegorische versie van Amsterdam?’
Laurens van Krevelen tijdens de presentatie van het boek op 10 maart 2013.

‘Het is een tomeloos boek. Elke zin staat als een huis, hier is een ambachtelijk meester aan het woord die zijn registers bespeelt als een orgel, maar dit is een boek waarin huizen opdoemen en net zo snel weer verdwijnen – en zo trekken ook de zinnen in razend tempo voorbij. Terwijl je er nog bij stil staat om ze goed in je op te nemen word je alweer verder gesleept.
(…) Razend knap hoe Muller ons de meest onpeilbare, onbetrouwbare en afschrikwekkende individuen voorschotelt die Mark dan toch met een verbazende empathie of nieuwsgierigheid benadert, accepteert en soms zelfs, al is het maar heel tijdelijk, als een vriend beschouwt.’
Chris Keulemans tijdens de presentatie op 10 maart 2013.

‘Een surrealistisch verhaal over wat er gebeurt als bepaalde maatschappelijke ontwikkelingen door zouden zetten. (…) Is het verhaal niet ook een metafoor voor “jezelf kwijt zijn”? Ook Mark is niet meer dezelfde en doet dingen waar hij achteraf van schrikt.’
Uit de recensie van Sarah Morton.

Niet Praten, verhalen, De Sneeuwstorm Amsterdam 2015
Een eerste keuze uit ruim vijftig nog niet eerder gepubliceerde verhalen van Gerbrand Muller. Anders dan in De uitverkoren wereld en zijn verhalen gebundeld in De verleidelijke pen, spelen de verhalen in Niet praten zich in de ‘gewone’ wereld af. Het verschil tussen ‘gewoon’ en ‘ongewoon’ is overigens betrekkelijk. De in Niet praten beschreven gebeurtenissen zijn ‘ongewoon’ door de manier waarop ze op elkaar volgen en in elkaar grijpen, zo ‘gewoon’ als ze op het eerste gezicht ook mogen lijken.

De kwaaie goede man, kleine roman, herziene uitgave, De Sneeuwstorm 2020
(De eerste uitgave is door de auteur uit de roulatie genomen.)
Er was eens een man die nooit goed kon doen. Mensen die hij hielp bracht hij alleen maar dieper in de problemen. Dat speet hem verschrikkelijk, want hij was een goede man en wilde niets liever dan zijn medemensen helpen waar hij kon. Bespot en gehoond door de mensen neemt hij tenslotte een ingrijpend besluit: in het vervolg zal hij de mensen alleen maar kwaad doen. Hij koopt een paard en trekt de wijde wereld in. De wonderlijke avonturen die hij vervolgens beleeft kunnen hier onmogelijk worden samengevat.

‘Hans besteeg zijn paard en dreef het aan. Na korte tijd lag de stad achter hem. Het paard vloog voort, hij scheen het niet te hoeven leiden. De wind benam hem de adem. Stof dat hem omgaf belette hem te zien. Laat stof me bedekken, dacht hij, laat mijn stem rauw worden. Laat ik onherkenbaar worden, allereerst voor mezelf!’

De ware tijd van een brievenbesteller, toneelstuk, De Sneeuwstorm, Amsterdam 2020
‘Een brief hóórt op zijn bestemming te worden afgeleverd. Dat is de plicht van een brievenbesteller! Als een brief niet op zijn bestemming wordt afgeleverd, dan gaat dat tegen alles in, tegen alles!’
Dit roept een brievenbesteller als de dienstbode van een deftig herenhuis weigert een brief van hem in ontvangst te nemen. Met haar weigering is in zijn ogen de orde ernstig verstoord. Hoe ernstig dringt in de loop van de volgende dagen pas geleidelijk tot hem door. De wetten van het bestaan zijn geschonden, de wereld is aangetast in de grondvesten van haar bestaan. Preciezer: in het bestaan is volgens hem ‘een scheurtje’ gekomen. Nog preciezer: er is iets gebeurd met de tijd. De tijd heeft als het ware een sprongetje gemaakt. De gevolgen van dat sprongetje zijn rampzalig: de wereld is uit de tijd gevallen en niets zal meer gehoorzamen aan de wetten van de logica.

Tijden veranderen, en niet altijd ten goede. Op de krachten die de veranderingen bepalen hebben de mensen nauwelijks invloed. In het toneelstuk is dat niet anders, en de meesten lijken zich daarbij neer te leggen: wie klaagt doet dat vooral om zijn hart te luchten: ‘Robots gaan straks het werk doen.’… ‘We passen niet in het model omdat we mensen zijn.’…
‘Boven ons hoofd wordt er de laatste tijd wel erg veel bedisseld.’ … ‘Met als resultaat dat we elke week weer een gaatje in onze broekriem mogen prikken om hem verder aan te halen.’
De honger is terug van weggeweest. Een sekte verkondigt het einde der tijden. De sekte groeit als kool…

‘Soms had ik het gevoel een onontdekt meesterwerk te lezen van een dissident uit Tsjecho-Slowakije. Maar tegelijk is het absoluut een tekst van nu.’
Chris Keulemans

Oom Adriaan, Vogeltje-hertje waar was je en andere verhalen, De Sneeuwstorm, Amsterdam 2022
‘Wie wat bewaart, die heeft wat,’ schrijft Gerbrand Muller in zijn ‘Vooraf’ bij dit boek. Hij bewaarde in de loop van zijn leven tientallen verhalen die in zijn ogen de toets der kritiek nog niet konden doorstaan met de bedoeling om ze na wat jaren opnieuw ter hand te nemen en er verder aan te werken. ‘Altijd weer met hetzelfde geduld en plezier.’ De verhalen in dit boek hebben ‘de eindstreep gehaald’. Aan sommige verhalen is Muller zo lang geleden begonnen dat ze intussen als ‘historisch’ mogen worden beschouwd: ze spelen zich af in een tijd die nu alweer decennia achter ons ligt. Volgens Muller ‘des te interessanter misschien voor lezers met belangstelling voor het recente verleden.’

‘Een verhaal bestaat eigenlijk pas als het zijn weg heeft gevonden naar het publiek. Een verhaal dat ik alleen aan mezelf heb verteld (door het op papier te zetten) is nog haast niets. Als een paar mensen het hebben gelezen en mooi gevonden, dan begint het pas iets te worden.’
(Uit Aantekeningen 9 januari 1992)

‘Schrijven: aan een touw worden meegevoerd zonder dat je weet waarheen. Je weet nooit of het iets zal worden. Je geeft je beste krachten, tijd, liefde en het is de vraag of je er iets voor terug krijgt. Een gokspel.’
(Uit Aantekeningen 28 december 1995)

Oudere publicaties van Gerbrand Muller

Reisaantekeningen van Gerbrand Muller (niet in de handel):
Portret van een onbekende, reisaantekeningen gemaakt tijdens een reis in Oekraïne en Rusland (Odessa, Kiev, Moskou), augustus 1997, uitgeverij Parjadok Amsterdam1997
Bekend, vertrouwd en vreemd, aantekeningen op reis in Odessa en de Krim, juli 1999, uitgeverij Parjadok, Amsterdam 2001
Het land van mijn moeder, aantekeningen gemaakt tijdens een reis door Indonesië, augustus 1983, uitgeverij Parjadok, |Amsterdam 2001
Aantekeningen tijdens mijn verblijf in Indonesië, juli 1996, De Sneeuwstorm, Amsterdam 2018


Wim Gerritsen schreef in Gerbrand Muller, schrijver (Amsterdam, 7 september 2001):
‘Bekend, maar dan alleen in de beperkte kring van zijn vrienden, zijn zijn reisverslagen.
Daarvan ken ik er drie: het verslag van een reis naar Indonesië uit 1983, dat van een tweede reis naar hetzelfde land, gemaakt in juli 1996, en zijn Aantekeningen gemaakt tijdens een reis in Oekraïne en Rusland (Odessa, Kiev, Moskou), augustus 1997. Deze laatste zijn in december van dat jaar in de vorm van een brochure onder de titel Portret van een onbekende verschenen bij Parjadok in Amsterdam. Hieronder wil ik proberen iets te schrijven over de indrukken die de lectuur van een aantal van Gerbrands geschriften bij mij heeft achtergelaten.
Het Portret van een onbekende, met zijn intrigerende, zeker niet ‘zomaar’ gekozen titel, vormt daarbij een geschikt uitgangspunt.
Het bewuste portret is een schilderij van de Russische schilder O.A. Kiprensky (1782-1836), dat in het Museum voor Russische kunst in Odessa hangt. Gerbrand kende het van een prentbriefkaart die zijn vrouw ergens in Amsterdam had gevonden. Het portret had hem van meet af aan zodanig geboeid dat hij het, in Odessa aangekomen, koste wat kost in het echt wilde zien. Hij vindt het museum en even later staat hij oog in oog met de afgebeelde jongeman. Hij beschrijft het weerzien als volgt:
“De geportretteerde onbekende is een jongeman met een mooi zachtaardig gezicht, diepzinnig maar niet melancholiek zoals diepzinnige gezichten nogal eens zijn. Er spreekt een rust uit het gezicht, als van iemand die een evenwicht heeft gevonden, een geestelijke rijpheid die jonge mensen niet vaak bereiken. Toch is het gezicht niet oud, het is jong, onder de bezonkenheid broeit jeugdige onstuimigheid. Kijk ik daarom zo graag naar dit portret, omdat ik ook zo zou willen zijn? Allicht, wie zou dat niet willen zijn: mooi, mannelijk standvastig en bezonken? Minuten lang sta ik voor het portret. Ik moet er even aan wennen, want in het begin lijkt het een beetje anders dan de reproductie op de kaart, maar al gauw begint het schilderij zijn betoverende werking op me uit te oefenen. Tenslotte draai ik mij om. Ik zucht ervan.”
Dit citaat is in meer dan een opzicht typerend voor het schrijverschap van Gerbrand Muller. Hij is iemand die buitengewoon goed kan kijken, iemand die intens kan genieten van schoonheid (in de vorm van kunst, architectuur of muziek) en, ten derde: hij is iemand die zich er niet voor schaamt, intieme gewaarwordingen, stemmingen en gevoelens zo precies mogelijk onder woorden te brengen. Een vierde eigenschap hangt met de genoemde samen: hij is in staat in enkele zinnen een sfeer op te roepen, een ‘couleur locale’ te evoceren. Zoals die van het oude Odessa met zijn “mooie verwaarloosde huizen, prachtig bepleisterd”, met zijn “grote bomen die voor diepe schaduw zorgen”, terwijl “sjofele mannen en vrouwen zorgvuldig vuilcontainers [doorzoeken] die langs de kant van de weg staan.”
Deze laatste kwaliteit, de evocatie van een locale sfeer, is zeer prominent aanwezig in de beide Indonesische reisverslagen. Daarbij ging het in zekere zin om pelgrimages naar het land van herkomst: Gerbrands familie van moederszijde had haar wortels in het oude Indië; zijn grootvader was werkzaam bij de beroemde Plantentuin in Buitenzorg, het huidige Bogor.
De beschrijving van zijn zoektocht naar het huis waar zijn moeder tussen 1914 en 1921 als kind heeft gewoond, aan de toenmalige Laan van der Wijck, nu Jalan Sawojajar, is doortrokken van een diepe melancholie. “Indië” is “iets wat niet meer bestaat.” Bij zijn eerdere bezoek in 1983 was de Jalan Sawojajar nog een stille laan met oude huizen; in plaats daarvan vindt hij nu een drukke straat met lelijke gevels en aan beide zijden stalletjes van straatventers, een heksenketel waar het verkeer zich een weg baant tussen de krioelende mensenmassa’s.
”Het is de weg, en het is hem niet meer. Zoals de weg van 1983 de weg was waar mamma heeft gewoond, en hem niet meer was. En als dat zo is, wat is dan nog de overeenkomst tussen deze weg en de weg lang, lang geleden, vóór 1921?”’